Het graf van Karl-Heinz Willius waarover Geuje vertelt.
Het graf van Karl-Heinz Willius waarover Geuje vertelt. Foto: John van den Boogaart

Oorlogsverhalen van Groot-IJsselmuiden en Kampen (1/3): Geuje van der Linde, Kampereiland

· leestijd 3 minuten Algemeen

(door Robert van den Belt)

In 2024 is het 79 jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog al weer voorbij is. Op 5 mei 1945 geeft Nazi-Duitsland zich over. De oorlog is dan wel voorbij, maar de verhalen blijven altijd in de geheugens van mensen. Verhalen om door te vertellen en verhalen om van te leren. Oorlog ligt nog steeds op de loer. Kijk naar de oorlog tussen Rusland en Oekraïne en de oorlog in Israël. Daar mogen we onze ogen niet voor sluiten. Daar moeten we wat van leren. Leren, om te mogen leven in vrijheid. Zonder andere mensen uit te sluiten. Door respect te tonen voor wat anderen doen en hoe ze zijn. Op die manier kan je goed met elkaar leven in een samenleving.

Dit is de derde editie van Oorlogsverhalen van Groot-IJsselmuiden. In deze editie gaan we in gesprek met Geuje van der Linde (Kampereiland), Cees Visscher (Kampen en Kamperveen) en met Erik Hekhuizen & Henk Fix Gzn. (Wilsum). Deze week de eerste twee verhalen in deze reeks. Volgende week het derde verhaal.

Geuje van der Linde

Geuje van der Linde vertelt over zijn jeugdherenigingen aan de Tweede Wereldoorlog op Kampereiland. Door de ogen van een kind. Onbezorgd en onbezonnen, maar een indruk die tachtig jaar later nog steeds niet vergeten is. 
“Als jochie heb ik de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. Ik was drie jaar toen de oorlog uitbrak en acht toen we bevrijd werden. Mijn kinderjaren zijn toch wel gekleurd door de oorlog, ondanks dat er geen grondgevechten op het Kampereiland plaatsvonden, maar je hoorde wel allerlei geruchten over de oorlog. De zorgen over de Joden die weggevoerd werden namen steeds meer toe. Ook was er steeds meer een tekort aan van alles en nog wat. Maar ondanks die betrekkelijke rust zijn er toch wel dingen gebeurd die het vermelden waard zijn.
Als ik uit school kwam ben ik ze wel tegengekomen: een groepje Duitsers van een man of vijf op de fiets, het geweer over de schouder. Duidelijk wat oudere mannen en lid van de Wehrmacht, opgeroepen als dienstplichtige. Je wist: die Wehrmachtsoldaten vallen nog wel mee, maar die soldaten  van de Waffen-SS, dat zijn de gevaarlijksten. Die zijn veel fanatieker! Waren die fietsende ‘moffen’ daar in hun vrije tijd, waren ze op patrouille of zochten ze iemand? Wie zal het zeggen. Ze waren in ieder geval niet geïnteresseerd in een groepje schoolkinderen en groetten ons vriendelijk.”

Je wist: die Wehrmachtsoldaten vallen mee, maar de Waffen-SS’ers, dat zijn de gevaarlijksten

Soms zag je luchtgevechten. De ernst ervan beseften wij als kinderen niet altijd. We vonden het wel leuk, dat krijgertje spelen hoog in de lucht, en ook wel spannend. Zo zag ik vanaf onze boerderij op 8 april 1944 een Focke Wulf-jager van de Duitse Luftwaffe-piloot Karl Heinz (”Charly”) Willius kaarsrecht naar beneden vallen. Hij was neergeschoten door een geallieerde Thunderbolt, een escortejager van een groep bommenwerpers die terugkeerden van een missie naar Braunschweig. Het toestel sloeg in de grond in de polder de “Pieper”, richting Genemuiden. Vlak daarvoor had de Duitser zijn vijftigste geallieerde toestel naar beneden geschoten bij Schokland. Nu vond hijzelf zijn einde. Pas in oktober 1967 werden de resten van de Duitse vlieger geborgen.
Charly had een Belgische vriendin (wij zouden toen zeggen: “een moffenmeid”) die een baby van hem zou verwachten, maar daarvan was de piloot op het moment dat hij neerstortte nog niet op de hoogte. Zijn vriendin en haar dochter hebben later de plaats op het land van de familie Kloosterman waar hun vriend/vader zijn einde vond enkele keren bezocht.

Toen de Duitser mij zag slapen werd hij emotioneel

Ook op onze boerderij kregen we bezoek van de Duitsers. Meestal onverwachts. Toen op een keer ‘s morgens om kwart over vijf iedereen opstond om te gaan melken was er al een groep “Moffen” (zoals de Duitsers toen werden genoemd) op de boerderij. Ze zochten onderduikers. Maar die waren er niet bij ons. Ze controleerden niet heel grondig, maar een van hen wilde toch wel alle slaapgelegenheden zien.
Je wist maar nooit zal hij gedacht hebben! Er waren toen alleen nog maar bedsteden op onze boerderij. Iedereen was verder wakker om te gaan melken, maar ik lag te slapen in mijn bedstee. Ik zal toen zes of zeven jaar zijn geweest zijn. Mijn moeder liep met de Duitser mee en toen hij mij slapend in bed zag liggen werd hij emotioneel. Hij vertelde dat hij ook een zoontje had van dezelfde leeftijd als ik en dat hij die heel erg miste! Ook een vijand kan gevoel hebben!”, sluit Geuje af.

Lees ook deel 2: https://www.brugnieuws.nl/nieuws/algemeen/307287/verhaal-2-cees-visscher-kampen-en-kamperveen
En deel 3: https://www.brugnieuws.nl/nieuws/algemeen/307285/oorlogsverhalen-uit-groot-ijsselmuiden-3-3-de-verzetsgroep-wi